Geschiedenis

Kauwgom kauwen doen we al eeuwenlang.

 Kauwen verhoogt de concentratie, terwijl het ook ontspannend werkt. Dat is trouwens niks nieuws: al eeuwenlang kauwen mensen op van alles en nog wat.

Eskimo’s kauwen nog steeds op walvishuid, Indianen op cocabladeren en Chinezen op ginsengwortel en kuikenpootjes (kuikenpootjes, welja…). Naast fossiele overblijfselen van mensen uit het Stenen tijdperk zijn stukjes uitgespuugde harskauwgom gevonden.

Vierduizend jaar geleden haalden de Maya`s de rubber uit sapodillabomen om erop te kauwen. Dat smaakte nergens naar, maar toch vonden ze het lekker om op te kauwen. Als die Indianen nu hadden geleefd, hadden ze absoluut onmiddellijk pakjes Sportlife ingeslagen. Sportlife gebruikt nu namelijk nog steeds gom vergelijkbaar met het sap uit deze sapodillabomen. Deze wordt alleen een stuk lekkerder gemaakt met smaakoliën.

De Grieken kauwden 2400 jaar geleden al op hars van de mastiekboom. Toen Columbus in 1492 Amerika ontdekte, schreef hij over de Indianen die op sparrehars kauwden. De kolonisten die hierna in Amerika woonden, namen deze gewoonte over.

In 1870 begonnen de Amerikanen hun grote reputatie als land van de kauwgomkauwers. Toen werd er voor het eerst smaak aan kauwgom toegevoegd. Een jaar later rolden de kauwgompjes uit de eerste kauwgomfabriek. Toen waren binnen de kortste keren alle Amerikanen aan de kauwgom.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog deelden de Amerikaanse soldaten hun kauwgom en de bevrijdingsvreugde met Nederland. En dan vooral met de meisjes die ze wilden versieren. Dit was het begin van kauwgom in Nederland.

In het begin werd er veel suiker aan de kauwgom toegevoegd. Later werd suiker steeds minder populair en moest er iets nieuws bedacht worden. Zo kwam in 1981 het eerste pakje Sportlife op de markt, die werd gezoet met suikervervangers. De suikervrije Sportlife werd vrijwel onmiddellijk een grote hit.